‘Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.’ (Ps. 90:12)
Als u in een diepe waterput ‘leven’ roept, hoort u als echo: ‘even … even … even’. Zo is het met uw leven. Uw bent hier maar even. Dat besefte Mozes ook toen het volk ongeveer 3500 jaar geleden in opstand kwam na de terugkomst van de twaalf verspieders. De tien verspieders die het Woord van de HEERE niet geloofden, stierven door een plaag en de HEERE zwoer dat iedereen van 20 jaar en ouder zou sterven in de woestijn. En dan gaat Mozes in gebed. Wij horen hem bidden in psalm 90. Mozes begint bij God: ‘Heere, Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.’ ‘Van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God’. Maar tegenover de eeuwige God, staat dan in schril contrast de kortheid van een mensenleven. Van uw leven. Mozes gebruikt daarvoor verschillende beelden: uw leven is als een slaap, uw leven is als een gedachte; uw leven is als een grashalm die in de ochtend bloeit en veel schoonheid heeft, maar ook snel verwelkt. ’s Avonds wordt die halm afgesneden en verdort. Hoe komt het dat uw leven hier maar even is? Daar geeft psalm 90 antwoord op. Door Gods toorn over uw zichtbare zonden (ongerechtigheden) en Zijn toorn over uw onzichtbare zonden. Anderen zien die zonden niet, maar God ziet alles. Zo gaat ons leven voorbij, zeventig jaar of tachtig jaar en het beste van die jaren is moeite en verdriet. En hier had Mozes kunnen stoppen met bidden. Maar dat doet hij niet. Hij bidt nog verder en stelt ons de vraag: ‘Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid naar dat Gij te vrezen zijt?’ Kent u het antwoord op deze vraag? Wie is het antwoord? Dat is Christus alleen! Hij alleen kent de sterkte van Gods toorn en Zijn verbolgenheid over onze zonden en Hij vreesde Zijn Vader. En dan bidt Mozes: ‘Leer ons alzo onze dagen tellen’. Leer ons dat elke dag telt om het antwoord op vers 11 bij ondervinding te kennen. Als ik Christus nog niet ken, leer mij dan elke dag te tellen om door waar zaligmakend geloof aan Hem verbonden te zijn en Hem steeds meer te leren kennen. Dan zal ik een wijs hart verkrijgen (91:12b) in Hem, ‘Die ons geworden is wijsheid van God’ (1 Kor. 1:30). Nog even en we zingen: uren, maanden, dagen, jaren … maar Mozes spreekt niet over jaren of maanden, maar over dagen, om Hem te leren kennen. Niet alleen voor onszelf maar ook voor de hele gemeente: leer ons alzo onze dagen tellen. Want als we Hem kennen, dan kunnen we een volgende keer in de put roepen: ‘sterven’ En dan klinkt het ‘erven … erven … erven’. Dan zullen we eeuwig leven erven.Het winterwerk heeft een aanvang genomen. De zondagschool, catechisaties, de kringen en het jeugdwerk zijn weer begonnen. En bij al die activiteiten be- reiden we ons voor. Maar hoe doen we dat precies? Waar verwachten wij het van? Of beter: van Wie verwachten wij het in onze voorbereiding? Iets waar we maar zo aan voorbij kunnen gaan in de geschiedenis van de eerste wonderbare spijziging, is van grote betekenis bij al onze voorbereiding voor het winter- werk en ook in het gesprek met onze kinderen als we die uit Zijn hand hebben mogen ontvangen.
Ds. H. Ottema