En Jezus deelde …

En Jezus nam de broden, en gedankt heb- bende deelde Hij ze den discipelen, en de dis- cipelen dengenen die nedergezeten waren; desgelijks ook van de visjes, zoveel zij wilden. Joh. 6:11

Het winterwerk heeft een aanvang genomen. De zondagschool, catechisaties, de kringen en het jeugdwerk zijn weer begonnen. En bij al die activiteiten be- reiden we ons voor. Maar hoe doen we dat precies? Waar verwachten wij het van? Of beter: van Wie verwachten wij het in onze voorbereiding? Iets waar we maar zo aan voorbij kunnen gaan in de geschiedenis van de eerste wonderbare spijziging, is van grote betekenis bij al onze voorbereiding voor het winter- werk en ook in het gesprek met onze kinderen als we die uit Zijn hand hebben mogen ontvangen.

De Heere Jezus vraagt Filippus waar ze brood kunnen kopen om 5000 mannen eten te geven. Filippus weet het niet. En Andréas brengt wel een jongentje bij Jezus die vijf broden en twee visjes heeft, maar hij zegt erbij: ‘maar wat zijn deze onder zovelen?’ En wat doet de Heere Jezus? Hij zegt dat ze de mensen op het gras moeten laten zitten. En daar zitten ze dan, alle 5000. En dan neemt Jezus de broden, dankt, breekt en deelt ze aan de discipelen. En vervolgens delen de discipelen uit wat ze van Hem hebben ge- kregen. Jezus zegt niet tegen één van de discipelen om ook brood te breken en te 2 3 delen. Hij alleen breekt en Hij alleen vermenigvuldigt het brood! En dat betekent dus dat de discipelen iedere keer met hun lege korf weer naar Hem toe moe- ten voor nieuwe brokken brood en stuk- ken vis die door Hem gebroken zijn. Om uit te kunnen delen in overvloed. Steeds naar Hem terug!

En dat is precies waar wij het deze winterperiode ook van mogen en moeten verwachten. Van Hem al- leen. Elke keer in de voorbereiding ‘met een lege korf’ naar Hem terug om van Hem ‘voedsel’ te ontvangen om uit te kunnen delen. Elke keer in de voorbereiding Christus Zelf te ontmoeten in Zijn Woord om van Hem te ontvangen wat je uit moet delen: voedsel voor zielen. En kinderzielen en jongerenzielen kunnen ten diepste alleen maar worden gevoed met het Brood des Levens, Christus Zelf. Dat ze Hem gelovig gaan ‘eten’ is van levensbelang. Want even later in Johannes 6 geeft Jezus Zelf een belofte én een waarschuwing: als je van dit Brood eet, zul je in der eeuwigheid leven (6:51b), maar als je dit Brood niet eet, zo heb je geen leven in jezelf (6:53b). Laten we als leidinggevenden deze win- ter onder die hoogspanning in volstrekte afhankelijkheid van Hem onze arbeid verrichten. En laten alle kinderen en jongeren voor hun leidinggevenden bidden dat ze steeds met hun lege korf naar Jezus gaan.

Ds. H. Ottema

To top